De menselijke vorming is de grondslag van heel de priesterlijke vorming. Het is de taak van de priester het Woord te verkondigen, de sacramenten te vieren en “in de naam en de persoon van Christus” de gemeenschap in liefde te leiden. Het belangrijkste instrument voor de priester is daarbij zijn eigen persoon(lijkheid). De menselijke vorming heeft als doel de persoonlijkheid van de kandidaat zo te vormen dat hij geen obstakel, maar een brug is voor de ander in zijn/haar ontmoeting met Jezus Christus.
In de Bijbel staan hele gewone en duidelijke criteria wat je van een man van de Kerk mag verwachten: het vermogen tot goede verhoudingen met anderen, niet arrogant, twistziek of geldziek, minzaam, gastvrij, oprecht, prudent, matig, discreet, dienstvaardig, in staat om eerlijke en broederlijke relaties aan te gaan, liefdevol, een hart voor de armen, bereid om te begrijpen, te vergeven en te troosten, bekwaam om te onderwijzen, iemand ook die zijn eigen huis goed bestuurt (vgl. o.a. 1 Tim 3,1-5; Tit 1,7-9).
De Kerk vraagt niet zozeer naar supermensen, maar wel naar mannen die zichzelf goed kennen en die weet hebben van hun talenten en kwaliteiten. Ook moet een kandidaat voor het priesterschap zich bewust zijn van zijn tekorten en beperkingen. Hij moet deze kunnen benoemen en er zo mee kunnen omgaan, dat zij niet tot een last voor anderen worden en de verkondiging van het Evangelie in de weg staan.
Een positieve en vrije keuze voor het celibaat is eveneens van eminent belang. Voor de Kerk is het celibaat een charisma, een gave. Iedere kandidaat zal voor zichzelf moeten ontdekken of hem het charisma van het celibataire leven geschonken is. Als hij dit charisma heeft, moet hij in alle vrijheid en op een positieve wijze op dit charisma antwoorden. Een kandidaat moet in de tijd van studie en vorming ervaren dat het celibaat hem leven en levensvreugde schenkt en niet dat het leven in hem wordt ‘afgeknepen’. Een vruchtbaar celibatair leven vraagt om het weet hebben van de eigen seksualiteit. Een celibatair moet alleen kunnen zijn en eenzaamheid kunnen uithouden. Hij moet echter ook in staat zijn om oprechte vriendschappen en broederlijke relaties aan te gaan, waarbij hij de ander als individu respecteert en de grenzen in acht neemt die horen bij de celibataire levensstaat.
In de jaren van studie en vorming moet een kandidaat uitgroeien tot een affectief rijpe persoon. Om het proces van de menselijke vorming te bevorderen biedt de opleiding over de zes jaren van studie en vorming verschillende elementen:
- lesweekenden: door geregeld samen te zijn en in een gemeenschap te leven, leren kandidaten elkaar goed kennen, maar zeker ook zichzelf
- colleges over o.a. priesterlijke spiritualiteit, celibaat, affectief leven, (ontwikkelings)psychologie, pastorale gespreksvoering
- thema-avonden over celibaat, afstand en nabijheid in pastorale relaties
- eerste ervaringen in het pastoraat (oud-studenten komen over de vreugde en de moeilijkheden van het pastoraat vertellen)
- groepsbijeenkomsten: kandidaten uit dezelfde jaargroepen bespreken in een vertrouwelijke sfeer onderwerpen die te maken hebben met priesterschap en pastoraat
- mentoraatsgesprekken: gedurende de eerste twee jaar heeft iedere kandidaat ieder lesweekend een individueel gesprek over zijn persoons- en roepingsontwikkeling
- supervisie: gedurende de twee stagejaren heeft de kandidaat ieder lesweekend groepssupervisie (en mogelijk ook individuele supervisie), waar centraal staan zelfreflectie en reflectie over het persoonlijk staan en handelen in pastorale situaties